De geschiedenis van sappen

Rond 1900 associeerde de consument het woord ‘vruchtensap’ nog vaak met bessen- en frambozensap. Deze sappen werden vooral gedronken bij (herstel van) ziekte. Met de bereiding en botteling van bessen- en frambozensap hielden aanvankelijk vooral apothekers zich bezig. Sommige apothekers beschikten daarom over eigen bessentuinen.

Meer toepassingen dan medicinaal

Met de opkomst van de fruitverwerkende conservenindustrie aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw, staakten apothekers hun bemoeienis met de productie van bessen- en frambozensap. Voor de flesjes bessen- en frambozensap die door conservenfabrikanten op de markt brachten, ontstonden andere dan ‘medicinale’ toepassingen. Zo gebruikten consumenten vaak een flesje bessen- of frambozensap als basis voor de bereiding van puddingsaus, waaraan men suiker en een geleermiddel toevoegde. Vanwege de hoge zuurgraad waren bessen- en frambozensap eigenlijk niet geschikt om puur en ongezoet te drinken.

Appelsap in de crisisjaren

Wat de komst van drinkklare vruchtensappen lange tijd in de weg stond, was de zeer beperkte houdbaarheid van deze producten. Alleen door pasteurisatie (verhitting) was microbiologisch bederf tegen te gaan en de houdbaarheid te verlengen. Het probleem was echter dat de smaak van bijvoorbeeld appelsap of druivensap door pasteurisatie sterk achteruitging. Nieuwe filtratie- en conserveringstechnieken maakten het in de jaren ’30 van de 20e eeuw mogelijk om ook ‘langs koude weg’ (zonder pasteurisatie) vruchtensappen te bereiden die langere tijd houdbaar zijn.

Productie van vruchtensappen gestimuleerd

In die tijd zocht het Ministerie van Landbouw een toepassing voor het onverkoopbare ‘ondereind’ van de Nederlandse fruitoogst. Het ministerie stimuleerde daarom verschillende Nederlandse conservenfabrikanten de productie ter hand te nemen van (vooral) appelsap en druivensap. De eerste producenten van appelsap waren door fruittelers opgerichte coöperatieve bedrijven, aangevuld met enkele vooraanstaande vruchtenwijnfabrikanten. Een distilleerderij en een bierbrouwerij wierpen zich in de crisisjaren als nevenactiviteit eveneens op de productie van appelsap.

Advies aan vruchtensapfabrikanten

Een belangrijke rol was weggelegd voor het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt van de Landbouw Hoogeschool Wageningen onder leiding van Prof. Ir. A.M. Sprenger (1881-1958). Dit laboratorium voorzag veel van de startende vruchtensapfabrikanten van advies. Tomatensap was een ander product van Hollandse bodem dat vlak voor de Tweede Wereldoorlog opgang maakte.

Diepgevroren concentraten

Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de vruchtensappenmarkt ingrijpend door de komst van diepgevroren vruchtensapconcentraten. Deze waren vooral afkomstig van buitenlandse toeleveranciers. Deze halffabricaten maakten de fabricage van vruchtensap betrekkelijk eenvoudig. 

Vruchtensapconcentraten aanlengen met water

Feitelijk was het voldoende de concentraten alleen nog maar met water aan te lengen voor het verkrijgen van een drinkbaar eindproduct. Kennis op het gebied van fruitverwerking was niet langer een vereiste. Evenmin waren machines nog nodig voor het kneuzen, persen en passeren van vers fruit. Fabrikanten hoefden alleen maar in het bezit te zijn van een koelcel. Verder lag de nadruk op het doorvoeren en handhaven een hoge hygiënestandaard. Dit ter voorkoming van gisting en bederf van het eindproduct.

Sappen op basis van diepgevroren concentraat

Diverse frisdrankfabrikanten begonnen in de jaren ’50 van de vorige eeuw sinaasappelsap en appelsap te produceren op basis van diepgevroren concentraat. Nederlandse conservenfabrikanten die vers fruit verwerken tot vruchtensap gaan in deze periode steeds vaker over op te werken met diepgevroren vruchtensapconcentraten. Aan het eind van de jaren ‘50 doen ook producten als grapefruitsap en ananassap hun intrede op de Nederlandse markt.

Luxe uitstraling van exotische sappen

Jus d’orange en sappen op basis van exotische vruchten hebben aanvankelijk een relatief luxe uitstraling in vergelijking met appelsap. Zo wordt jus d’orange veelal verkocht in kleine glazen flesjes en uitgeschonken en geserveerd in glazen met een inhoud van 12 à 15 cl.

Opkomst vruchtendranken

Rond 1960 verschijnen naast vruchtensappen steeds meer vruchtendranken, ofwel nectaren, op de Nederlandse markt. Vergeleken met vruchtensappen zijn vruchtendranken wateriger. Ze hebben een vruchtensapgehalte van minimaal 25 tot 50%, afhankelijk van het soort fruit.

Experimenteren met smaakcomposities

Het zijn vooral de fabrikanten van deze vruchtendranken die eind jaren ’60 van de vorige eeuw experimenteren met het mengen van verschillende soorten vruchtensap tot nieuwe smaakcomposities. In deze samengestelde vruchtendranken zijn ook concentraten van bijvoorbeeld perzik, abrikoos en passievrucht verwerkt. Rond deze samengestelde vruchtendranken hangt aanvankelijk een zweem van luxe. Verkoop in supermarkten van deze producten vindt plaats in fraai gevormde karafflessen.

Een betaalbare alledaagse dorstlesser

Het thuisverbruik van vruchtensap en vruchtendrank begint in de jaren ’70 van de vorige eeuw explosief te stijgen. Waar jus d’orange in de jaren ‘50 en ‘60 nog een drank voor feestjes en recepties is, ontwikkelt het product zich in de twee decennia erna tot een alledaagse dorstlesser. Veel Nederlanders drinken het bijvoorbeeld bij het ontbijt. Een factor die sterk bijdraagt aan de opmars van vruchtensap is de steeds gunstiger prijsverhouding van vruchtensap ten opzichte van frisdrank.

Vruchtensappen met vruchtvlees

In de jaren ‘90 komt weer een nieuw product op de markt: vruchtensap waaraan vruchtvlees is toegevoegd. Het mondgevoel van deze sappen benadert dat van zelfgeperste sappen. Gekoelde vruchtensappen vinden eveneens hun weg naar de consument. Deze laatste producten zijn niet alleen in karton maar ook in kunststof bidons verpakt.

Drinkklare vruchtensappen

De consumptie van ‘drinkklare’ vruchtensappen heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. De hedendaagse consument heeft de keuze uit een scala van vruchtensappen: enkelvoudige of samengestelde, al dan niet gekoeld en al dan niet met vruchtvlees. En dat in zeer uiteenlopende inhoudsmaten en verpakkingen, zoals karton, kunststof en glas.